SV | En hij hief zijn aangezicht op naar het venster, en zeide: Wie is met mij? Wie? Toen zagen op hem twee, drie kamerlingen. |
WLC | וַיִּשָּׂ֤א פָנָיו֙ אֶל־הַ֣חַלֹּ֔ון וַיֹּ֕אמֶר מִ֥י אִתִּ֖י מִ֑י וַיַּשְׁקִ֣יפוּ אֵלָ֔יו שְׁנַ֥יִם שְׁלֹשָׁ֖ה סָרִיסִֽים׃ |
Trans. | wayyiśśā’ fānāyw ’el-haḥallwōn wayyō’mer mî ’itî mî wayyašəqîfû ’ēlāyw šənayim šəlōšâ sārîsîm: |
En hij hief zijn aangezicht op naar het venster, en zeide: Wie is met mij? Wie? Toen zagen op hem twee, drie kamerlingen.
Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
Zie hier over het gebruik van de interlineair.
|
En hij hief zijn aangezicht op naar het venster, en zeide: Wie is met mij? Wie? Toen zagen op hem twee, drie kamerlingen.
Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!